28. Indië verloren, rampspoed geboren. Tunnelfist met Bossanova en Trench





"Ik zat in de compagnie bij Westerling en ik kan je vertellen, daar is niks gebeurd wat niet hoorde. Hij was keihard, maar correct. Die ploppers vroegen erom, die ga je niet hun gang laten gaan. Mensen moeten niet de waarheid achteraf verdraaien. Stront kregen we te eten toen we thuiskwamen. Ik had godverdomme gevochten voor het behoud van ons Indië! Smeerlappen waren het, de vrouwen net zo erg als de mannen. Als je even niet keek, sneden ze zo je keel door. Ja, dan ben ik liever de eerste die een tik uitdeelt." De man pakte Louis vast bij diens achterhoofd, bracht toen met een ruk zijn eigen hoofd tot op een centimeter van Louis' voorhoofd. Louis verbleekte. "Zo deden we dat, een kopstoot, maar dan erop. Sloeg je ineens een gat in de hersenpan van zo'n blauwe!"

Hoe waren we híer nu weer in verzeild geraakt?



In die jaren kwamen Louis en ik zo nu en dan in café Karpershoek, op de hoek van de Martelaarsgracht en de Prins Hendrikkade, schuin tegenover het Centraal Station te Amsterdam. Na optredens buiten de stad gingen we daar, na aankomst op CS en alvorens huiswaarts te keren, "nog even aftanken voor de grens." Aankwamen op CS? Gingen jullie dan met al je spullen de trein in, in plaats van met een busje naar een podium te rijden? Inderaad, zo deden wij dat. We hadden niet veel spullen nodig, gebruikten alles wat men ter plaatse had staan en daar zaten meestal wel een bas- en gitaarversterker tussen en ook een drumstel en zanginstallatie, zodat wij alleen een microfoon, gitaren en koperwerk en klopper voor de drum hoefden in te pakken. Jeroen kwam trouwens meestal wél met de bolide, omdat hij niet graag bepakt en bezakt het OV in ging en nadien het liefst snel en soepeltjes huiswaarts keerde.

Ook wandelden Louis en ik in die jaren 's zondags graag een paar uur door de stad en sloten af met een borreltje. Zo ook die bewuste avond. We kwamen binnen in een goed gevuld café. Veel mannen van in de zestig en begin zeventig. Het bleek een reünie van oud-Indiëgangers. Ze hielden hem ieder jaar en eindigden steevast in de Karpershoek, zo vertelde één van de heren die ik vroeg, of ze een feestje hadden.



De politionele acties, zo genoemd omdat Nederland het geen oorlog wilde noemen - hé, waar kennen we dit anno nu van? - en de manier waarop daarmee toen en nadien is omgegaan, heeft me altijd geboeid. Een gevoelig onderwerp dat de gemoederen snel verhit. Niet weinig leden van het verzet én de Nederlandse SS en NSB zijn daar gaan vechten, nadat de oorlog in Europa klaar was, maar in de koloniën oplaaide. Uit zucht naar avontuur, uit overtuiging, omdat er niks anders te doen was, zonder werk en afgemaakte school. Maar ook dienstplichtigen moesten die kant op. Niet iedereen wilde, rotsvaste overtuigingen over goed en kwaad wankelden na aankomst in Indië. Ik moest denken aan interviews met Poncke Princen: de landverrader of juist de man die toen al zag, dat het niet deugde wat er gebeurde? Raymond Westerling: een dolle slager of keihard maar bekwaam vredestichter? Volkerenmoord of rechtmatige zelfverdediging in de strijd tegen een vijand die een guerilla uitvocht over de rug van de lokale bevolking?



De lange ober met de kale kop en de raspende basstem schonk de ene na de andere kopstoot uit voor de heren, die er niet in spuugden. De stemming was goed, maar niet lawaaiig. Veel verweerde koppen en, naar kleding en schoeisel te oordelen, niet de meest vermogenden van de samenleving. Wij namen plaats aan een tafeltje in de hoek aan een raam met zicht op het CS.

Een forse kerel met een kaal hoofd en felle, priemende ogen, vroeg of hij bij ons kon komen zitten. Hij zag er sterk uit en dronk als een goudvis. Nieuwsgierig stelden wij vragen. Maar veel antwoorden kregen we niet. De man bleef drinken en werd steeds agressiever. Hij voelde zich verraden. Hij was geen moordenaar, maar een soldaat. Hij had bijna zijn hele leven op erkenning en financiële genoegdoening voor de verloren jaren zitten wachten, maar nu hoefde het niet meer. En die fooi van premier Kok uit de jaren negentig hoefde hij ook niet. En Poncke Princen "hadden ze moeten doodschieten toen het nog kon."

Na het bijna-kopstoot-incident dronken wij de glazen uit en maakten aanstalten om te gaan. De man was ons voor. Hij stond abrupt op, terwijl ook zijn maten van weleer afrekenden. Hij betaalde alle rondjes en nam afscheid met: "Laat je nooit een oorlog inkletsen door politici met hun mooie praatjes. Als je verliest en je komt terug, ben je besmet en mijdt iedereen je als de pest en diezelfde klootzakken die je erheen stuurden, laten je barsten. Links en rechts, allemaal klootzakken. En de grootste klootzak van allemaal was vadertje Drees, die rooie huichelaar."

Mijn moeder vertelde wel eens dat haar oom Chris had gediend in Indië en dat hij daarover nooit veel had willen vertellen. Over zijn jaren in het verzet in Nederland daarentegen wist hij smakelijke anekdotes op te dienen. Jeroens vader was ook een Indiëganger en is daaraan onderdoor gegaan.



Het is altijd en overal hetzelfde. Lees het boek van Ron Kovic Born on the Fourth of July erop na, of De SS'ers van Hans Sleutelaar en Armando, of Montyn van Dirk Ayelt Kooiman. Jongen gaat de oorlog in omdat het moet, uit overtuiging of uit zucht naar avontuur en komt bedrogen uit. Niemand wil erover praten. Niemand wil eraan herinnerd worden. Niemand is dankbaar en degenen die je stuurden, behandelen je als stront. Tenzij je terugkeert en gewonnen hebt. Maar in een oorlog kan niet iedereen winnen.



Twee jaar geleden zag ik op televisie de fantastische documentaire Onze jongens op Java. Ik was benieuwd, of onze man nog zou opduiken, maar nee. Wel andere heren die met spijt, verbijstering, oprechte schaamte, verbittering, berusting, ontkenning en ook soms iets van nostalgie, niet zelden hortend en stotend, vertelden over hun tijd in de oost.

Jos' vader had ook gediend in Indië en heeft daarvan een dagboek bijgehouden. Wat zou daar in staan? Jos heeft me er nooit over verteld, maar had het toen wellicht ook nog niet gelezen. Wat ik me wel herinner, is dat Jos meldde, dat zijn vader geen nare herinneringen bewaarde aan die tijd.



Jos was gefascineerd door oorlog en wat dat met mensen doet. Geen interesse in het gevecht en de heroïek, maar in de apocalyps die de strijdende volkeren steevast over zichzelf afroepen. Hij schreef er meerdere teksten over, waaronder die van Bossanova en Trench: evocaties van bloedige slachtingen, uitzichtsloosheid en het verval van de mens.



Martijn Rutte, 25 mei 2024

* De oorsprong van de slagzin over Indië in de titel van dit stuk wordt
hier uitgelegd.