3. Een ander geluid: Zahnfleisch met Bunker Van De Dood

Zingende Louis is een natuurverschijnsel. Op Bunker van de dood laat hij horen wat hem zo goed maakt: 100% inzet, volume, toonvastheid en een vol en warm stemgeluid. Louis kan spontaan in gezang uitbarsten. Op straat, in huis, onderweg op de fiets of in de trein, in het café, het voetbalstadion of de supermarkt. Overal, behalve in de oefenruimte of opnamestudio. Hij zingt het beste wanneer er niets vanaf hangt. Het is dus zaak hem, pats!, achter de microfoon te zetten en de band te laten snorren, want als je uitgebreid gaat afspreken, inregelen en afstellen ben je hem kwijt nog voor je begint. Dan wordt het worstelen en mieren, wikken en wegen, twijfelen en tenslotte afhaken. Het duurde even voor ik dat doorhad.

Bunker van de dood is een prachtig voorbeeld van wat Louis als zanger vermag. Hij zong het nummer in de huiskamer van mijn flat op de Piet Mondriaanstraat te Amsterdam Nieuw-West in enkele takes in. De ideale setting voor hem, want informeel. De kinderen waren nog klein en ik had niet veel tijd om buiten de deur muziek te maken of op te nemen. Zoveel mogelijk moest thuis gebeuren. Ik had voor mijn gitaarversterker een houten kist gebouwd en die van binnen met kapok en noppenschuim bekleed om hard te kunnen spelen zonder de buren te storen. In een hoekje naast de boekenkast stond een bureautje met daarop de muziekcomputer uit de inmiddels gesloopte bollenschuur. Aan de boekenkast ernaast hing het enorme mengpaneel dat Louis en ik ooit kochten. Achter het bureau stonden microofoonstandaards gepropt en beneden in de berging lag de rest van de uit de schuur afkomstige opname-apparatuur, netjes verpakt in koffertjes en plastic zakken, want de muren in de kelder zweetten water en er woedde een rattenplaag. Het was een tot op het bot uitgewoonde jaren '60 flat met dito bewoners. Er waren buren die de voordeur beneden intrapten wanneer ze de sleutel thuis hadden laten liggen. De flat is inmiddels tegen de vlakte gegaan en hetzelfde geldt misschien voor veel huurders.
Louis kon ik niet in een met kapok en noppenschuim beklede doos verpakken, dus de buren zullen gedacht hebben dat de Derde Wereldoorlog was uitgebroken. Hij stond achter mij te zingen, tussen de beide boekenkasten die het opnamehoekje scheidden van de woonkamer. Vol vuur en op vol volume, af en toe de zang onderbrekend voor een Camel of een bulderende hoestpartij. "Even het roest erafzingen hoor. Ik moet stoppen met roken, dit rooit nergens naar. Uche uche, bulder, hoest."

Het is één van de Zahnfleisch-nummers die mij het meest na aan het hart liggen. Door de tekst, door de zang, door de instrumentatie. Met Zahnfleisch wilde ik muziek spelen die bij Tunnelfist noch Life To Us aan bod kwam: jaren '70 poprock, Nederlandstalig, met eenvoudige akkoordenschema's en zonder rare wisselingen van tempo, bedachte bruggetjes en mal gemoduleer. Korte liedjes, kortom, met een couplet en een refrein dat je dan aan het einde herhaalt.
Jeroen heeft de plaat ingespeeld met zogenaamde hot rods. Dat klinkt smeriger dan het is. Het zijn drumstokken die een lichter geluid produceren dan de gebruikelijke. Het drumspel krijgt er een mooie seventies-sound van. Ik heb mijn best gedaan om ook uit de gitaar zo'n retrogeluid te laten komen: Fenderversterkertje, beetje hakkerig solo-intro op twee snaren in de bluestoonladder, een akoestische slaggitaar in het midden van de mix. Tenslotte twee versterkte slaggitaren ver naar links en rechts in het spectrum. "Beatlesstereo" noemen ze dat. Toefje op de taart is de ver weg in het geluid gelegde, hysterische achtergrondzang van Rebecca op de momenten dat de hoofdpersoon van het lied écht over zijn toeren raakt.

Ik houd van teksten die een verhaaltje vertellen. Vaak draait dat uit op verhalen over verknipte figuren. Soms baseer ik een tekst op echte mensen en ware gebeurtenissen. Bunker van de dood gaat - voor iedereen die hem kent geen verrassing - over degene die het liedje zingt, maar ook over mijzelf. Ik kwam in die tijd voor mijn werk op kantoren terecht, waar mensen zaten die mij de moed in de schoenen deden zinken. Omdat ze benepen en kleingeestig waren. Omdat ze alleen aan hun eigen centjes dachten. Omdat ze een hekel hadden aan kookluchtjes van de buren. Omdat ze voortdurend hard werkten aan hun eigen bestaanszekerheid en toekomst op een manier die zelfs de directeur van de Nederlandse bank overdreven zal toeschijnen. Omdat ze nooit een leuk boek lazen maar wel de Metro of de Spits. Omdat ik me er gewoon niet thuis voelde. Het is maar goed, dat ik geen minister-president van dit land ben, want de helft van de bevolking zou het niet overleven. Aan de goede kant van de streep: de accijns op drank en tabak zou verdwijnen.
De plaat is bijna helemaal opgenomen in de huiskamer op de Piet Mondriaan. Ik schreef de liedjes ook thuis en werkte ze uit met een clicktrack eronder. De drums hebben we later vastgelegd in een oude loods in de IJmuidense haven. De drummer van Jos' progrockband November kende daar iemand en kon voor ons de ruimte regelen. Opname-apparatuur, slaapmatjes en -zakken in de Audi geladen en karren maar. Het was er koud, klam en vies, maar ook sfeervol. Aan de kade van één van de oude insteekhavens met zicht op de boven alles uittorenende ferries van de lijn IJmuiden-Newcastle/Hull. Er scharrelde vreemd volk rond, zoals je dat vaker ziet in havens en op stations. Alsof het VVV hen op dat soort plekken uitzet. Waar komen die mensen toch vandaan en waar gaan ze naar toe?

Via, alweer, November kwamen we voor het masteren van de cd terecht bij Zlaya , die toen resideerde in een onogenlijk bovenwoninkje aan de Rozengracht, schuin boven het Roothaanhuis. Een bedachtzame en aardige kerel met gouden oortjes die voor een onwaarschijnlijk aantal bekende en onbekende muzikanten mixage en mastering verzorgt. Ooit lieten we de Tunnelfist-cd Sparrow flies door hem masteren en dat beviel zo goed dat ik ook die van Zahnfleisch naar hem toe bracht. Dagenlange sessies met door Zlaya met zorg gezette espresso'tjes en broodjes van de overkant. Ik kijk er met genoegen op terug. Veel geleerd over geluid.
We pakten het trouwens helemaal grondig aan met de release van deze schijf, want de hoes lieten we ontwerpen door Tosca Lindeboom, ontwerpster en kennis van Jos en mij. Broer Reinout betaalde alles, want ik noch de andere drie bandleden hadden in die tijd veel te makken. De tijden dat Louis en ik goud geld verdienden met de ict waren voorbij en wat we ooit toucheerden, hadden we er al lang geleden doorheengejaagd. Jos en Jeroen zijn nooit grootverdieners geweest.

Mensen vragen me soms over de openingszin van het nummer ("Werken op kantoor tussen foute GAKO-pakken, werken op kantoor, laat de moed niet zakken"): "Waar slaat die GAKO nou op?" Dat zit zo. Tot ergens in de jaren '80 zat op de hoek van de Tempeliersstraat en het Houtplein in Haarlem een kledingzaak die zo heette. Men verkocht er slecht zittende herenkleding van het type "Ko de Boswachterspak". Mijn kantoorgenoten droegen pakken van deze snit. Het fotootje is trouwens van de GAKO-vestiging in Leiden, want van Haarlem kon ik er geen vinden. Dit terzijde.

Wanneer ik Bunker van de dood na zoveel jaren terugluister en de hele plaat nog eens doorneem, constateer ik: dit is precies wat ik voor ogen had, toen we met Zahnfleisch van start gingen. Na deze plaat zijn we veel gaan optreden. Met Louis en Jos als zangers, Martin op bas, Jeroen op drums en mijzelf op gitaar. Een verhaal op zich en daarom voor een volgende keer.

Veel luisterplezier!

Van links naar rechts Louis vol concentratie bij een optreden van Zahnfleisch, Floor, Stef, Sander en ik met onze onafscheidelijke Audi en Ko de Boswachter aandachtig toehorend tijdens een dagstart op kantoor.



Martijn Rutte,
31 november 2023, Amsterdam