51. Dieren zijn leuker dan mensen. NS Dansorkest met Altijd Bij Jou Zijn
De olifanten in de rivier kregen ons in de gaten. Eén van de kleintjes trompetterde, zoog de slurf vol en sproeide zijn soortgenoten nat met een dikke straal water. Afsluitend keek het ons triomfantelijk aan, maakte een buiteling - ja, dat kunnen olifanten - en trompetterde nogmaals. De ouderen leken geamuseerd toe te kijken. Eentje sloeg zijn, of haar, slurf om het baldadige jong heen en trok het naar zich toe. Was het een berisping of een liefkozing? Het kleine olifantje bleef dicht tegen de grote aanhangen en keek steeds achterom om te zien of we nog wel opletten.
De olifanten woonden in een grote omheinde opvang, midden in het Thaise oerwoud. Zij waren afgedankt door hun baasjes, veelal gebukt gaand onder gebreken veroorzaakt door zware arbeid en mishandeling. Ze waren vroeger lastdier voor het vervoer van zware materialen of rijdier voor grote groepen weldoorvoede toeristen. Sommigen had diepe brandwonden, als straf toegebracht door het ontevreden baasje. In de opvang werd hen een gelukkige, nieuwe fase van het leven bereid door toegewijde professionals en vrijwilligers.
Eén van de meest ontroerende verhalen: een oude, flink toegetakelde vrouwtjesolifant had zich ontfermd over baby-olifantjes die in de opvang terecht waren gekomen nadat hun moeder was bezweken tijdens het sjouwen van een te zware vracht. Het oude besje leefde helemaal op en de baby's kwamen tot rust na gedesoriënteerd in de opvang terecht te zijn gekomen.
Twee van deze langoren staan op het hoesje van Altijd Bij Jou Zijn. Het liedje gaat trouwens helemaal niet over olifanten, maar over twee verliefde mensen. De foto ontroerde me en paste gevoelsmatig goed bij deze tekst over verlangen en gelukzalige onwetenheid.
Mijn feitelijke kennis van het dierenrijk is klein, maar ik beleef veel plezier aan het observeren van beesten die ik om me heen zie. In coronatijd werkte ik thuis. Onze kat Skippie lag vaak naast me op de bank, op het kleed of op de poef te suffen, terwijl ik voor volk en vaderland computercode produceerde. Ik kon eindeloos naar hem kijken. Op de achtergrond tikte de klok, naast me hoorde ik een zacht geronk en zag ik zijn flank op de slag van het hart op- en neergaan. Af en toe rekte hij zich uit, opende zijn bek en keek me een moment vorsend aan, om erna opgekruld verder te slapen. Maar maakte ik de minste beweging, stonden zijn ogen wijdopen en stak hij de kop waakzaam omhoog. Op vaste tijdstippen liep hij naar andere plekken in het huis om er een tijdje te liggen, liefst met onder zich een krantje of een gedragen kledingstuk. Wanneer hij naar buiten wilde, kwam hij voor me staan met zijn snoet opgericht en deed één keer kort miauw. Omdat we geen kattenluikje hadden, deden we de deur voor hem open. Kwam ik teruggefietst van boodschappen doen en was hij buiten, dan rende hij, bijna als een hondje, enthousiast naast me mee tot aan de voordeur.
Toen covid het land in zijn greep hield, begon ik te fietsen zoals ik niet meer gefietst had sinds mijn studietijd. Hele volksmassa's vegeteerden kniezend achter de vitrage en de geraniums, ik zat vrij als een vogel op mijn rijwiel in een landschap ontdaan van dagjesmensen, recreanten en forensen. Die rust kwam de dieren ten goede: ze lieten zich meer zien dan anders.
Pedalend langs de Ringvaart ter hoogte van Cruquius kwam ik vaak een aalscholver tegen die zich geïnstalleerd had op een aanmeerpaal. Meestal stopte ik eventjes om naar hem te kijken. Hij spreidde dan de vleugels, keek mij brutaal aan en scheet zonder een geluid te maken de paal onder, keerde mij daarna de rug toe en speurde onverstoorbaar het water af, niet één keer omziend. Dat ritueel heeft zich een paar jaar lang herhaald. Totdat de coronacrisis over was, de mens terugverscheen en de aalscholver verdween. Maar enige weken geleden zag ik de narrige vogel ineens weer zitten op zijn paal. En, jawel, terwijl ik toekeek, kakte hij de boel als vanouds onder.
Op de hoes van de NS Dansorkest-single Alles Wat Je Hebt staat het ezeltje dat bij mijn schoonzuster om de hoek woont. Altijd wanneer ik daar ben zeg ik bij aankomst en vertrek het ezeltje en zijn maatje - niet te zien op de hoes - gedag. Soms balken ze terug, een fenomenaal geluid.
Fiets ik langs een weiland vol schapen, ga ik blaten. Soms heb ik de juiste toon te pakken en mekkeren ze terug. Op vakantie in de Franse Ardennen stopten mijn broer Reinout en ik bij een veld vol wollige viervoeters. We begonnen samen te mekkeren, de kudde keek op, aarzelde geen moment, kwam op ons af en zette eenstemmig een luidruchtig geblaat in. Prachtig! We hebben minutenlang met elkaar staan praten.
Als je op dieren gaat letten, krijgen ze steeds meer persoonlijke trekken. Eerst zien alle exemplaren van eenzelfde soort er eender uit, na verloop van tijd zie je individuele karaktertrekken en onderscheidende uiterlijke eigenschappen en ga je zelfs een zekere verwantschap met ze voelen.
De gedachte dat de mens een bijzonder dier is wil er bij mij niet in. Wij zijn een ander dier dan de aalscholver, het schaap, de kat, ezel of olifant, maar nog steeds een dier. Beesten zijn we en beesten zullen we blijven, alle verhandelingen over vrije wil, geest en lichaam en zelfbewustzijn ten spijt.
Voor ons allemaal is het leven op deze planeet op dezelfde manier begonnen. Daar zijn mooie boeken over geschreven, ook voor leken zoals ik: On The Origin Of Species van Charles Darwin; The Selfish Gene en The Ancestor's Tale van Richard Dawkins. Of Good Natured en Tree Of Origin van Frans de Waal die een verfrissende invalshoek bieden op menselijk gedrag, afgezet tegen dat van apen.
Hoe zullen de diersoorten de komende miljoenen jaren evolueren? De kans lijkt me groot dat, wanneer de mens er op enig moment niet meer mocht zijn, de planeet doorleeft met oude en nieuwe levensvormen, tenzij we haar met kerngeweld letterlijk doormidden splijten - beter niet aan denken!
Uit balorigheid en ergernis over de misplaatste eigendunk van de menselijke soort, namen broer Reinout en ik ooit samen het album Dieren Zijn Leuker Dan Mensen op. Er zijn natuurlijk best mensen die wij net zo leuk als dieren vinden, maar ook een heleboel voor wie dat niet geldt.
Beesten komen geregeld terug in de teksten van Zahnfleisch en NS Dansorkest: De Nationale Hobby, Grizzly, Arizona Roadkill, om er een paar te noemen. Als mensendier projecteer ik menselijke eigenschappen op ze. Dat laat onverlet dat alle leven op aarde met elkaar samenhangt, er niet één levensvorm boven de ander gesteld kan worden en we allemaal trekken met elkaar delen. Ons DNA overlapt. Trouwens, ook planten en dieren delen DNA.
Een geruststellende gedachte: we staan in een lange traditie, zijn allemaal verwant en leven met elkaar op deze planeet.
Ga wandelen, fietsen, zit op de bank met je huisdier, observeer en verwonder je. En beluister onze muziek.
Martijn Rutte, 2 november 2024
De foto van Skippie is gemaakt door Floor, de andere foto's en het filmpje heb ik zelf geschoten.