De thuispagina van Studio on the bulbs, Zahnfleisch, NS Dansorkest en Tunnelfist
25. Een goede buur is beter dan een verre vriend: Tunnelfist met Blown Away, Rad Des Schicksals en Sekunde
"Wat hebben jullie toch met Duitsland?"
Ja, wat hebben wij toch met Duitsland?
Voor zijn veertigste verjaardag kreeg Jos een reisje naar Berchtesgaden cadeau van Louis, mijn broer Reinout en mij. Drie dagen om de resten van één van Hitlers hoofdkwartieren, waarschijnlijk het meest bekende en tot de verbeelding sprekende, te bezichtigen.
Op een donderdagmiddag, kort voor de spits, stapten wij in mijn witte Audi 80 en ronkten plankgas naar het zuidoosten. Louis en ik reden ombeurten - Jos en Reinout verhielden zich slecht tot autorijden. Onderwijl luisterden we, vaak huilend van het lachen, naar talloze afleveringen van Radio Bergeijk.
Diezelfde avond laat kwamen we aan op camping Allweglehen. Het was al donker, alleen ver boven de bergen was nog het laatste restje rosse gloed van de zonsondergang te zien.
Louis stopte voor de reeds neergelaten slagboom. Ik stapte uit en liep naar de receptie, keek een keer achterom en zag vanuit de auto een dichte wolk tabaksrook de ijle avondlucht in walmen. Gedurende de hele rit hadden Jos, Louis en ik sigaretten en shaggies uitgewisseld, terwijl Reinout een paar ferme sigaren had opgerookt.
De campingbalie was gesloten, maar in het restaurant brandde licht. Ik begaf me naar binnen en stond in een zaal vol etende mensen. Lange tafels vol schalen met hompen vlees waar de botten uitstaken, gelardeerd met gebakken aardappels en koolsalade. Vrouwen in Dirndl-jurken liepen rond met pullen bier. Achter de bar stond een man met lang, glanzend zwart haar in Lederhosen. Hij stelde zich voor als de zoon van de eigenaar van de camping en zei, dat hij me kon helpen, maar eerst een paar dingen duidelijk wilde maken.
Ik kreeg een reprimande omdat we na tienen waren gearriveerd, terwijl het campingreglement vermeldde dat de slagboom stipt om tien uur dichtging en de avondrust begon die duurde tot acht uur 's ochtends. Ik verontschuldigde mij.
Vervolgens liep hij met mij mee, opende de slagboom en meldde, dat we elk plekje op het tentenveld mochten kiezen dat ons beviel. Inschrijven konden we ons de volgende dag.
Stapvoets reed Louis achter mij aan de camping op. Wij kozen een ruime plek op de helling met uitzicht op de Berghof en het Adelaarsnest. Reinout en ik deelden een tent, Louis en Jos hadden elk hun eigen onderdak bij zich. In korte tijd hadden we de boel opgezet. Het stelde ook weinig voor: drie piepkleine wegwerptentjes met vier uitrolmatjes en slaapzakken van de HEMA.
"Zouden ze nog iets schenken in de campingbar?" vroeg Louis zich af. "Nou, een klein borreltje zou er wel ingaan" antwoordde Reinout. Ik sloot me daarbij aan. "Ha ha ha, jullie zijn zó voorspelbaar!" kraaide Jos. Gevieren togen we naar het restaurant. De lichten waren uit, de gasten verdwenen. We namen teleurgesteld plaats op één van de banken onder de luifel.
"Ik ga plassen", meldde Louis. Om twee minuten later in verheugd gebrul uit te barsten. "Nee! Nee! Dit is niet waar! Kijk nou! Wat leuk! Nou, dát is leuk zeg!" We hoorden muntjes vallen, geklingel en geklongel en daar kwam Louis tevoorschijn, met vier flessen bier onder de arm. "Die Duitsers! Ze hebben hier een bierautomaat! Ha ha ha, laat die moffen maar schuiven!"
In de eropvolgende uren gaven we elkaar rondjes uit de muur. Dat de munten opraakten bleek geen probleem: de automaat slikte ook biljetten van vijf, tien en twintig. Jos las voor uit het boek over Albert Speer van Lambert Giebels. Toen de automaat leeg was en en de gasten in de appartementen boven ons begonnen te klagen, gingen we te bed. "Hier macht man Urlaub! Ist keine Kneipe!"
De volgende ochtend stonden we vroeg op en reden met de Audi naar het documentatiecentrum op de Obersalzberg. Daar werd omstandig uitgelegd wie waar woonde, wie welke schanddaden begaan had en hoe, van week tot week, de berg tot Führerhauptquartier was omgebouwd.
Als je je verdiept in grote leiders, is er meestal maar één conclusie mogelijk: ze zijn benepen, burgerlijk, beperkt, haatdragend en gewelddadig, met geen enkele interesse in het volk wiens gevoelens ze tot beleid beweren te verheffen, en alleen maar succesvol door te drijven op een vlot van mensen die hopen voor zichzelf een graantje mee te pikken. Dezelfde mensen die na het onvermijdelijke démasqué van de grote leider ontkennen dat ze meegedaan hebben, of erkennen dat ze wel meededen, echter alleen omdat het niet anders kon, zeker niet uit overtuiging. Ik denk dan: met mensen die meedoen uit noodzaak kun je de grachten dempen en de weg naar Rome plaveien. Maar wie weet wat ik voor fouts zal doen als puntje bij paaltje komt.
Na het bezoek aan het documentatiecentrum beklommen we de Obersalzberg richting Hotel Zum Türken, een geliefde vakantieplek van Hitler in de jaren twintig van de vorige eeuw, nog voor de machtsovername. Eén van de aanleidingen voor zijn slippendrager Martin Bormann om juist op deze berg een Führerhauptquartier te laten bouwen. Onder Zum Türken ligt een uitgestrekt in beton gegoten gangenstelsel. Jos mocht kiezen en Jos wilde erin. Aldus geschiedde. En wel zonder rondleiding.
Mompelend en filmend liep Jos voor ons uit en achter ons aan, af en toe een onverstaanbare Duitse kreet met rollende 'r' slakend. Andere bezoekers keken bevreemd toe. Wij wisten dat er geen kwaad in school, zijn gedrag had een hoog 'Allo 'Allo!-gehalte en er zat geen overtuiging achter. Als hem echter niet kende en je zag de grote, kale man geagiteerd en enthousiast rondschuiven, zou je je verbaasd kunnen afvragen, wat híer nu aan de hand was.
Maar er liepen meer vreemde snoeshanen rond, zoals je die vaker ziet op oorlogskerkhoven en in militaire musea. Mannen van tussen de 20 en 50, gestoken in zelf verzonnen uniformen die waarschijnlijk met S5 voor de echte dienst zijn afgekeurd wegens geestelijke instabiliteit of omdat ze te graag willen. Er zit weinig kwaad bij, maar een beetje ongemakkelijk is het wel.
Toen was Jos kwijt. "Weet jij waar Jos is, broer?" "Ik heb geen flauw idee, maar die heeft zich natuurlijk verstopt en straks laat hij ons schrikken." "Ik zag hem net die gang hier induiken." "Maar daar brandt geen licht!" "Dan is hij er zéker ingegaan."
Gedrieën liepen we de onverlichte gang in. Gerammmel. Gepraat. En daar stond Jos, met zijn handen de spijlen van een stalen hek omklemmend en eraan schuddend. "Kut, heren, het zit hier dicht. Volgens mij ga je hier een laag dieper. Dat is nou weer typisch Duits. Wordt het spannend en interessant, mag het niet meer. Alles dichtgezet. Hypercorrect. Ik zie het voor me: zo'n werkstudentje met een wijkend kinnetje in een laffe, lichtbruine spencer die beslist: 'Hier moeten we eerst grondig onderzoek naar doen, dit gaan we niet openzetten voor publiek.' Wat zijn het toch een sneue kerels, die Duitsers. Maar ik heb wel lekker gefilmd! Ik zie het voor me. Adolf, met zijn bruine broek op de knieën, Eva achtervolgend door de gangen van hun geile liefdesnestje op de Obersalzberg." Langzaam maar zeker werkte Jos zich verder op tot een staat van lawaaïge euforie. "Halloah! Wie bitte?!" bulderde hij richting voorbijlopende bezoekers.
Aan het einde van een lange dag togen we naar de camping. Naast onze tentjes stond een kolossale legergroene opbouw. Ernaast zaten een meisje, een vrouw en een man. Hij, gestoken in een camouflagepak, begroette ons hartelijk en vertelde dat hij alles verzamelde wat met de Tweede Wereldoorlog te maken had. "De hele zolder in Dordrecht hangt vol met uniformen", voegde zijn vrouw daaraan toe. "Papa speelt boven heel vaak oorlogje", aldus de dochter.
Nadat we ons hadden opgefrist, wandelden we over de camping naar het restaurant. We aten een flinke steak en daarna inspecteerden we de bierautomaat: bijgevuld!
Naast ons kwam een man zitten. Hij sprak met metalig klinkende, raspende stem en legde uit, dat die van de keelkanker kwam. Hij had een apparaatje dat hij op de keel zette, liet trillen, en dat hem hielp geluid voort te brengen. Ik durfde niet naar Jos te kijken. Onderweg hierheen hadden we geluisterd naar Radio Bergeijks Vereniging "Van Mensen Die Door Een Buisje Praten " en deze man klonk net zo. Jos zette, zoals hij dat zo goed kon, zijn beste beentje voor en praatte in alleszins redelijke bewoordingen met de man en deed het voorkomen dat we op studiereis op de Obersalzberg waren, uit hoofde van onze gedeelde historische interesse. Zelfs hadden hij, ik en mijn broer geschiedenis gestudeerd, zo vertelde hij de man. "En Louis hier doet iets met computers, maar hij denkt ook iedere dag aan de oorlog." ontkrachtte Jos direct daarop zijn serieus bedoelde betoog van daarvoor. Louis: "De oorlog is overal, ik denk alleen maar aan de oorlog. Iedere dag weer."