16. Nooit meer samen met Jos: Tunnelfist met Six Done






Jos was één van mijn beste vrienden. We leerden elkaar kennen in het eerste jaar van onze geschiedenisstudie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Ik was achttien, kwam rechtstreeks van de middelbare school en ging studeren wat ik heel erg graag wilde studeren. Al vanaf de lagere school koesterde ik een grote belangstelling voor geschiedenis. Jos heb ik nooit betrapt op een soortgelijke gedrevenheid.

Maar om andere redenen fascineerde hij mij. Zijn kleding: zwarte en paarse (nep)zijden hemden, afwisselend glimmend gepoetste molières en afgetrapte legerkistjes, een omgekeerd kruisje in het rechteroor, gepommadeerd, krullend haar in een staartje in de nek. Zijn gedrag: hij was goed gebekt, zei de raarste dingen hardop in het openbaar, nam mensen voortdurend bij de neus en als ze dan pijnlijk getroffen reageerden, maakte hij het snel goed met vleiende opmerkingen, onderwijl schalks knipogend naar de omstanders. Hij was irrationeel, hield van grootse gebaren en was heel snel enthousiast te maken.



Heel anders dan ik. Ik had mijn haar rechtovereind, met haarlak en scheerzeep de boel tegengekamd overeindhoudend, een rattenstaartje in de nek, tie-dyed kleren van het Waterlooplein, goedkope stappers van Van Haren uit Haarlem en een simpele spijker- of kachelpijpbroek die ik meestal ook in Haarlem kocht. Daar was het gemakkelijker winkelen dan in het overvolle Amsterdam. In de omgang was ik afwachtend en een beetje verlegen, zeker niet zo luidruchtig en zelfverzekerd als Jos. Ik zag er wel extremer uit, maar was dat niet.

Maar ik had wél een plan: ik wilde spelen in een band die eigen muziek maakt, aangevuld met enkele covers van mijn grote muzikale voorbeelden: Joy Division, The Wipers, That Petrol Emotion, Magazine, The Undertones, Tom Petty, Giant Sand en Killing Joke.

Op een goede dag belandde ik in de vroege uren van de ochtend met Jos, Arjen en Gijs in Café Bruin in de Kromme Voetboogstraat. De laatste stop voor we naar huis zouden gaan. Gijs viel al bijna met zijn hoofd op tafel in slaap. Arjen wilde shoarma met knoflook. Jos en ik praatten over muziek. Ik zei Jos dat ik een band wilde beginnen. Hij antwoordde dat hij wilde zingen. Dat hij nu, zonder band, al zong. Voor de spiegel, nummers van Joy Division. Dat hij zich op zo'n moment inbeeldde dat Ian Curtis achter hem stond, zich langzaam meester van hem maakte, totdat hij en Ian ineenvloeiden. Dat hij zich soms inbeeldde, dat hij de strop om zijn nek legde en zich voorstelde, hoe Ian zich gevoeld had - Ian Curtis was manisch depressief en pleegde zelfmoord op de toppen van Joy Divisions roem. Jos nodigde me uit een keer bij hem thuis te komen eten. Zo geschiedde.



Jos huurde een kamer aan de Copernicusstraat in de Watergraafsmeer bij de nagenoeg dove, bejaarde pianalerares Ina. Toen ik kwam aanfietsen, hoorde ik over het plein tegenover het huis keiharde muziek schallen. The Spacemen Three met twee repeterende akkoorden. De ramen van Jos' kamer stonden wagenwijd open. Ik belde herhaaldelijk aan, totdat Jos opendeed. "Ze hoort toch niks, ze is stokdoof. Wel zo gemakkelijk. Goeie muziek. Belacheljk simpel. Dat kan elk kind spelen. Wacht, ik laat het je zo even zien."

Hij kookte Reisfleisch, waarvoor hij een recept had opgedaan bij een Oostenrijkse oom van zijn toenmalige vriendin Anja. "Mooie man, heel dictatoriaal. Waren we op vakantie bij hem langs, bleef hij zijn vrouw maar ook Anja en mij voortdurend rondcommanderen. Deed ik een kast open in zijn slaapkamer, hing daar een grote foto van Hitler! De ouwe nazi."

Jos had niet goed opgelet toen de Oostenrijkse oom van Anja had uitgelegd hoe je Reisfleisch kookt, want hij bleek op de rijst en het vlees na alle ingrediënten te zijn vergeten. Geen groente, geen kruiden, geen saus. Het werd een kale maaltijd. "Ik denk dat ik wat dingen vergeten ben. Die Oostenrijkers delen graag orders uit, maar uitleggen kunnen ze niet." Erna wilde Jos me laten zien, hoe je de twee akkoorden van Spacemen Three spelen moest. Hij deed dat op een imitatie-Fender Stratocaster die niet zuiver te stemmen was. Zonder dat ik er iets over zei, was mij duidelijk, dat ik een beter gitarist was dan Jos.

Maar van zijn toonvastheid en gevoel voor klank en melodie was ik onder de indruk. Daarmee heb ik altijd moeite gehad. Ik ben toondoof. Dat is best lastig voor een muzikant. Ik kan niet anders stemmen dan op een apparaat. Ik hoor wanneer een instrument vals is, maar kan niet ontdekken hoe ik de valse snaar zuiver moet afstellen, anders dan na heel lang uitproberen. En dan nog is het eindresultaat niet altijd een zuivere klank. In de eerste jaren van ons bandbestaan stemde Jos voorafgaand aan een optreden dan ook steevast mijn gitaar. Ik had nog geen stemapparaat - te duur. Ik was hem dankbaar, hij maakte er grappen over. Ogenschijnlijk goedmoedig, maar met een verwijtende ondertoon. Maar ik loop op de gebeurtenissen vooruit. Terug naar het begin.



Die avond aan de Copernicusstraat werd onze eerste band geboren. Nog zonder naam. Terwijl Ina beneden pianoles gaf op de vleugel en keihard marsmuziek van Franz Johann Strauss speelde op de platenspeler waarop de leerling moest meehameren, maakten wij een plan de campagne. Ik was in mijn nopjes.

Ik woonde indertijd op studentencomplex Uilenstede waar oefenruimtes met apparatuur te huur waren. Dat kwam goed uit, want behalve mijn gitaar hadden we geen muziekspullen. Jos had zelfs geen microfoon. De week erna stonden we te spelen. We deden Ice Age en Interzone van Joy Division, I Wanna Be Your Dog van The Stooges en probeerden ook zelf een nummer te bedenken. Dat lukte nog niet erg. Toch waren we intens tevreden. Het klonk goed, zeker wanneer we volume van zang en gitaar flink opschroefden. We bouwden luchtkastelen over het succes en de roem die ons ten deel zouden vallen. Ik kookte aansluitend een hapje voor ons beiden in de keuken van mijn studentenflat. Gekookte aardappels met worst in vette jus en sperziebonen. Jos maakte daar een paar flauwe grappen over, maar hij at wel twee borden leeg.

Ons eerste optreden was in PH31, een café in wat nu Oud-Zuid heet, vlak naast het Vondelpark. Het is inmiddels gesloopt en op het perceel staan een paar villa-appartementen in de stijl van de Romeinse Lusthof uit de komische stripreeks Asterix. Projectontwikkelaars die zoiets bedenken zouden ze moeten opsluiten in de Toren der Duizend Smarten, of van diezelfde toren afwerpen met het hoofd naar beneden.

We speelden ons Joy Division en Stooges-repertoire. Toen ik dacht dat de koek op was, schreeuwde Jos: "Vrouw met kind tussen de wolven!". Hij blies hard en aanhoudend vals op een blokfuit die hij ineens tevoorschijn had getoverd uit zijn broekzak en vuurde mij aan om ook wat te doen. Ik zette de gitaarversterker voluit en begon krassende geluiden te maken op de snaren. Het publiek keek aanvankelijk verbaasd, begon vervolgens te lachen en uiteindeljk heel hard te klappen en te joelen. Bij elke schelle uithaal op de blokfuit stootte Jos met zijn onderlijf suggestief naar voren. Ons optreden werd een groot succes. Kort erna vonden we een drummer en bassist. We kozen een bandnaam, Pale Maggot, en gingen serieus aan de slag met eigen nummers. In Amsterdam waren we vrij succesvol hoewel we verre van goed speelden. Veel geleerd heb ik wel in die jaren, vooral over wat ik niet kan en wil.



Het echte succes kwam pas jaren later met Tunnelfist. Die band was de ideale mix van muzikanten.

Wat was ons geheim? Virtuositeit? Zeker niet, hoewel we vaardig zijn op ons instrument.

Vernieuwend? Nou nee, maar wel een eigen geluid en een nogal onvoorspelbare mix van muzikale stijlen.

Professionaliteit? Ja, maar louter als voorwaarde voor het spelen van goede muziek, niet als uitgangspunt.

Maar wat dan? Dat is een interessante vraag. Wat in mijn optiek heel belangrijk was, is dat iedereen zich in dienst stelde van het liedje. Ik kwam met de meeste ideeën, soms bracht Louis iets naar voren. Iedereen ging er serieus op in en er was nooit strijd over wie met wat kwam en de bedenker deed nooit moeilijk over wat van zijn idee werd, zodra de band ermee aan de haal ging.

Het klinkt zo voor de hand liggend, maar dat is het niet.

Vind maar eens een band waarin het liedje leidend is. Muzikanten zijn egotrippers. Ze willen laten horen wat ze kunnen en daardoor liefst ook wat anderen níet kunnen. Ze willen, desnoods ten koste van mede-bandleden shinen. Van die fratsen hebben de leden van Tunnelfist nooit last gehad. Dat en een gevoel voor simpele, pakkende popsongs, maakte ons een goeie band.

De ideale wereld? Nee! Want Jos ging nadenken over wat zingen is en daarop volgend welke rol een zanger speelt in een band, misschien wel een leidende rol, misschien ook wel de rol van liedjesschrijver. Hij begon moeiljk te doen. "Martijn, kun je Revenge transponeren van Bmin naar Amin, want ik zit met mijn zang niet lekker. Ik moet knijpen." Speelde ik het nummer vervolgens in grondtoon Amin, kreeg ik een volkomen afgevlakte zang te horen van Jos. Het leek werkelijk helemaal nergens naar. Dat hoorde hij zelf ook, maar wilde het niet meteen toegeven.

Maar het werd nog erger, want hij ging nummers aandragen. Geen schetsen, maar voltooide liedjes waaraan wat hem betreft door de band slechts uitvoering hoefde worden gegeven: "Jongens, ik heb een nummer dat ik wil spelen met Tunnelfist. Het gaat zo." Kregen we een onappetijtelijk klinkende dreun in E-Emin-F-Fmin opgediend waar kop noch staart aan zat. Meestal probeerden we het uit en was ik degene die vaststelde, dat het misschien wel een aardig idee was, maar nog niet rijp genoeg voor de band. Vervolgens zette ik een riffje in, waaruit hopelijk weer een Tunnelfistnummer groeide.

Maar Jos bleef komen. We hadden ineens oefensessies in de schuur tijdens welke Jos de gitaar pakte en zei: "Ik hoor hier een C, maar jij speelt een G. Dat past niet bij wat ik zing." Hij speelde vervolgens enkele akkoorden op de gitaar, uit de maat en houterig. Jeroen ergerde zich er groen en geel aan en ging demonstratief Snake spelen op zijn mobiele telefoon. Louis hield zich op de vlakte, maar ik zag dat hij dacht: "Wat ongelukkig allemaal."

En Jos... die had ogenschijnlijk niks in de gaten, terwijl ik hem wel kon doodslaan. Wat deed de man toch moeilijk! Hij zong al tientallen jaren vrijuit op nummers die ik inzette. Waarom nu ineens dit gezever en gedoe?

Dat zat zo: Jos ging zingen in de band November en daar lag de muzikale lat hoog. Muziek voor muzikanten. Ik vond, en vind, de muziek mooi, maar ik heb altijd gedacht: "Tunnelfist is anders, dit bestaat naast elkaar en dat is prima." Met 'naast elkaar bestaan' heeft zwart-wit man Jos altijd moeite gehad. Dus trad er een muzikale verwijdering op tussen de andere bandleden van Tunnelfist en Jos.

We bleven in die jaren optredens doen met Tunnelfist, maar het samen zitten en liedjes schrijven was over. Wel kreeg ik zo nu en dan verhalen te horen van Jos over successen met November. En opmerkingen over mijn spel, dat te eenvoudig zou zijn. En over liedjes van Tunnelfist, die geen verrassende muzikale opbouw zouden hebben. Ik heb optredens bezocht van November, onder andere in Hedon in Zwolle, waar ik heen reed met Mirjam en Louis. Men speelde mooi en zeer vaardig en Jos zong goed. Maar het was een andere wereld. Waarom konden November en Tunnelfist niet naast elkaar bestaan? Gek eigenlijk dat Jos dat onderscheid niet, of maar moeilijk, kon maken. Hij bleef ons in de jaren die volgden teisteren met opmerkingen over ons simpele spel. Ik werd er chagrijnig en bokkig van en uiteindelijk onverschillig. Ik ging meer tijd steken in Zahnfleisch en NS Dansorkest.



Maar erna kwam het verdriet. Ik voelde me geamputeerd zonder muziek met Jos. We speelden sinds 1988 wekelijks samen. En nu, begin van het millennium, leek dat voorbij. Waarom? Op een avond bij Jos thuis op de Albert Cuyp had ik teveel op - ondanks de muzikale verwijdering bleven we goed bevriend en zagen elkaar wekelijks - en sprak eindelijk mijn teleurstelling uit over het feit dat we weliswaar optraden, maar niet meer samen spéélden. Jos lachte me uit: "Je bent weer in de olie, Rutte!" Maar erna ging hij in op mijn verzuchting. Hij vond het ook heel jammer hoe het gelopen was en hoopte dat we weer zouden afspreken om liedjes te maken. Als een kind zo blij ging ik naar huis. Ik ben lelijk ten val gekomen op de fiets ter hoogte van het Weteringscircuit. Bloed aan de knie, bloed op de kin en een schaafwond op het hoofd.

Een week later belde Jos onaangekondigd aan op de Kerkstaat, mapje met teksten onder de arm. "Hoi Rutte, ik heb wat teksten mee. Heb je wat te drinken in huis? Waar is je asbak? Je bent toch niet gestopt met roken?"

Mijn doel was nummers voor Tunnelfist in de grondverf te zetten, maar Jos had andere plannen. Goede plannen, zo bleek. Hij wilde dat ik akoestische gitaar en toetsen speelde, en hij zou zingen. Hij had wat plannen voor de akkoorden, maar liet het aan mij over, welke het uiteindelijk zouden worden. In mijn huiskamer namen we een EP op met luisternummers. De eerste avond werd het niks met opnemen. We hebben lang gesproken over wat er mis was gegaan. Jos werd heel dronken van de tequila die ik had gekocht en kon geen noot meer raken. Ik heb hem naar de Albert Cuyp gefietst, hem de trap van zijn woning opgeholpen en ben toen naar huis gereden waar ik heb gesleuteld aan de nieuwe liedjes.



De weken erna zijn we terzake gekomen en hebben we de nummers opgenomen die bij dit verhaaltje staan. Ik denk nog steeds met heel veel plezier terug aan deze huiskamersessies met Jos. We hadden elkaar weer gevonden. Ik speelde op de gitaar, hij zong. Het was als vanouds. Ik was heel blij. Jos ook. Toen we klaar waren, heb ik hem getrakteerd op een borrel in Het Genootschap der Geneugten. Barman Thom speelde op mijn verzoek de Tunnelfist-cd's Kompromislos en Calling From The Desert.

Vervolgens ging het ook met Tunnelfist beter. De muziekader was weer gaan vloeien, de sfeer was meer ontspannen geraakt. We schreven nieuwe liedjes en traden ermee op. De band beleefde een nieuwe lente.

Enige jaren later werd Jos ziek. Ik wist eerst nog niet hoe ziek. We hadden een reis naar Sicilië geboekt met broer Reinout, bassist Louis en vrienden Sander, Ezrah en Hanke, maar Jos kon niet mee. In de oefenruimte met Tunnelfist klaagde hij over gevoelloosheid in de rug en benen. Getintel in de nek. Nou had Jos altijd wel wat, dus ik dacht eerst: aanstellerij. Maar dat was het niet.

Kort voor vertrek naar Sicilië belde Jos mij en vertelde dat hij MS had en niet mee kon. Ik wist niet wat dat was en Jos vertelde er ook niet veel over. Ik googelde nooit op ziektes, maar na verloop van tijd kon ik me niet beheersen. Ik zocht en mijn hart sloeg over: dit was verschrikkelijk!



Eerst was het idee, dat Jos de niet-voortschrijdende vorm van MS had. Na verloop van tijd bleek dat dit anders lag. Hij kon steeds minder en was uiteindelijk zelfs onzeker over de stoelgang: lopen of laten lopen. Ik wilde helpen maar wist niet hoe. Dat gevoel hadden de meeste mensen om hem heen.

Optredens werden steeds lastiger. Wat kon Jos wel en wat kon hij niet? Hij was er niet altijd even duidelijk over. We werkten eromheen en dat ging soms goed, vaak ook niet. Zo vergleden de jaren.

Ik was op vakantie met het gezin. De mobiel ging af. Gijs: "Jos is dood. Hij heeft zich verhangen bij Birgitt thuis." Ik wist niet wat ik moest zeggen. Floor en de kinderen stonden naast me. Jos, arme Jos, hij is er niet meer. Ik heb met Mirjam en Ruben gebeld. Met Birgitt. Met Louis en Jeroen. Ze waren helemaal van slag. Als je zo lang muziek maakt met elkaar en ook, misschien op een vreemde manier, bevriend bent geraakt, is dit volkomen onvoorstelbaar.

Nu zijn we vele jaren verder. Ik kan zonder overdrijving zeggen dat ik Jos nog iedere week mis. Misschien blijf ik de rest van mijn leven dat gevoel houden, ik weet het niet. Liedjes van Tunnelfist gaan we nooit meer spelen, want dat kan niet zonder Jos. Zahnfleisch zonder Jos hebben we geprobeerd, maar lukte niet. Louis wilde de nummers niet alleen zingen. Het is allemaal te pijnlijk. NS Dansorkest staat godzijdank ver genoeg van Jos af om ermee door te gaan. Ik kan weer luisteren naar Tunnelfist zonder dat ik naar word. Ik ben heel erg blij dat we midden in onze, bijna een mensenleven omspannende, muzikale samenwerking met zijn tweeën Six Done hebben opgenomen. Samen spelend zoals we ooit begonnen in de jaren tachtig, vaardiger op de instrumenten, maar met dezelfde intentie: het liedje moet mooi worden. De plaat staat voor mij symbool voor de hervonden muzikale vriendschap.

Dit verhaal is voor Jos.

Martijn Rutte, 2 maart 2024

Dank aan Marie-José voor de foto van de Anno64-poster.